Nr.46 eindigde met: “Na afgestudeerd te zijn hadden wij beiden een diploma van het College op zak en waren we klaar om de Heer te dienen, maar waar……..?”
Gedurende het schooljaar kwamen vertegenwoordigers van zendingsorganisaties op bezoek en spraken met studenten. Na afgestudeerd te zijn sloten sommigen zich dan aan bij zo’n organisatie, deden een jaar deputatiewerk om steun bij elkaar te krijgen en vertrokken dan naar een zendingsveld. Wij hadden ook met een paar organisaties gesproken maar voelden ons niet vrij om aan te sluiten. Wij verhuisden naar een appartement van vrienden en ik ging op een boerderij werken. Maar voordat ik daar begon trok ik met 4 jonge mannen die een kwartet vormden en heel goed zongen, Saskatchewan rond voor 6 weken. We hielden ’s avonds bijeenkomsten in kerken of hallen, waar zij dan zongen en ik predikte, terwijl wij overdag werkten voor boeren om wat geld te verdienen. Maar de dag voordat we vertrokken had ik niet genoeg geld voor mijn vrouw en kindje en voor de eerste kosten van onze rondreis.
Die avond heb ik tot ver in de nacht gebeden, terwijl ik Gods woord las en de Heer vroeg om in deze nood te voorzien. Ik was echt ten einde raad daar we niet konden vertrekken zolang ik dat geld niet had, en ik was de leider en verantwoordelijk. De woorden in Psalm 50:15 troffen mij, “Roep Mij aan ten dage der benauwdheid; Ik zal u redden en gij zult Mij eren.” Ik vertelde de Heer dat ik in benauwdheid zat en herinnerde Hem aan deze belofte. Ik bleef doorbidden totdat ik plots de innerlijke zekerheid ontving dat Hij mij gehoord had. De volgende morgen ging de telefoon en een vriend van ver vroeg mij of ik zijn brief ontvangen had, waarop ik nee antwoordde. Hij vertelde mij dat een paar dagen geleden de Heer het op zijn hart had gelegd mij een cheque te sturen. En ja hoor, die morgen had de postbode de brief bij. Terwijl mijn vriend helemaal niet wist van onze plannen was de cheque precies het bedrag dat ik nodig had. God had gehoord en voorzien, ongelooflijk! Ik vernoem dit omdat de Psalm zegt, “En gij zult Mij eren.” En dat doe ik dus. En zo vertrokken we, wetende dat de Heer met ons was……! (Ga naar Overpeinzingen)