Nr.19 eindigde met: “Maar toen, terwijl ik zo genoot van de studies, de atmosfeer en de Heer, gebeurde er iets dat me totaal in de war bracht en me deed besluiten om weg te gaan………!”
Het College hield ieder jaar twee conferenties, één in de herfst en één in april als afsluiting van het schooljaar. Honderden mensen uit de omgeving als ook van ver weg waren aanwezig en velen bleven overnachten. Dit waren tijden van geweldige zegen, met inspirerende sprekers en met zendelingen van over de hele wereld die vertelden wat de Heer aan het doen was in andere landen. Ik had al gehoord van deze conferenties en keek er vol verwachting naar uit.
Wel, donderdagavond hadden we de eerste samenkomst, het grote koor zong, een spreker predikte, enkele zendelingen spraken en iedereen was er echt door geraakt, behalve ik! Ik heb al verteld dat ik sinds mijn overgave aan de Heer zo’n beetje in de zevende hemel leefde. Gods aanwezigheid was zo echt, ik kon Hem in mij ‘voelen.’ Maar nu, heel opeens was dat gevoel totaal weg, en mijn hart was leeg en koud. En terwijl de conferentie doorging en de mensen er zo van genoten, werd ik meer en meer miserabel. Velen waren dikwijls in tranen door de muziek en boodschappen. Ik had ook tranen, maar niet van vreugde, maar van frustratie, niet begrijpende wat er scheelde. Ik ging ’s avonds op de prairies wandelen en keek op naar de prachtige sterrenhemel, terwijl ik God vroeg mij een teken te geven, een vallende ster of zoiets, dat Hij nog steeds bij mij was, maar er gebeurde niets. Toen de conferentie tot een einde kwam, kwam ik tot de conclusie dat ik geen echte christen was, het kon gewoon niet, anderen waren zo bewogen en vol vreugde, terwijl mijn hart koud en onverschillig was. Zondagavond ben ik naar het hoofd van het college gegaan en heb hem gezegd dat ik de volgende dag zou vertrekken omdat ik er van overtuigd was dat ik geen echt christen was. Hij heeft met mij gebeden, maar er veranderde niets, dus ben ik maar naar bed gegaan……….! (Ga naar overpeinzingen).