Nr.149 eindigde met: “Ze kwamen overeen om mij vier avonden te laten komen. Ik reed naar huis, mij afvragende wie er de volgende week bij zou zijn……….!” (Zie richardandmarina.net).
Toen ik de week daarop bij Tony arriveerde, was ik verrast te zien dat allen terug waren gekomen behalve de man die gezegd had, “dit is tegen de Kerk, je ziet me hier nooit meer.” Maar een paar andere mensen waren meegekomen en dat was bemoedigend. Ik ging door met mijn studie in het Johannes evangelie en we hadden een gezegende tijd. Natuurlijk, zoals altijd, kwam de vraag weer naar boven, “hoe kunt u toch zo zeker zijn dat u naar de hemel gaat als u sterft. Bent u dan zoveel beter dan anderen? Hebt u dan zoveel goede werken gedaan?” En opnieuw, ook zoals altijd, moest ik van binnen glimlachen en tegelijkertijd medelijden hebben met deze oprechte godsdienstige mensen die geen zekerheid hadden aangaande hun eeuwige bestemming.
Wat een voorrecht hen het ware evangelie uit te leggen en hen te kunnen vertellen dat ik niet beter was dan wie dan ook en dat ik zeker ook niet genoeg goede werken had gedaan om mij een plaats in de hemel te verdienen. Ik toonde hen hoe dat Jezus op het kruis mijn schuld had betaald, en hoe dat vergeving en/of eeuwig leven Gods geschenk is. In Ef.2:8-9 staat er dat we behouden worden door genade, Gods onverdiende goedheid, door geloof, in wat Christus op het kruis gedaan heeft, en dat het niet uit onszelf is, het is een gave van God, niet uit werken, opdat niemand roeme. Niemad die in de hemel aankomt zal kunnen zeggen, “Ik ben hier want ik heb dit of dat gedaan.” Allen zullen uitroepen, “Wij zijn hier omdat Jezus voor ons gestorven is en opgestaan.”
“Ja maar, men heeft ons altijd voorgehouden dat we goede werken moeten doen om de hemel te verdienen” zei iemand. Ik antwoordde dat de Kerk de dingen heeft omgedraaid, ze zegt, doe goede werken en ge zult (misschien) naar de hemel gaan, terwijl de Bijbel leert dat de hemel Gods geschenk is, en wanneer we dat geschenk aanvaarden, we goede werken gaan doen om onze dankbaarheid te tonen. Ik voelde aan dat sommigen dit echt begrepen en ik moedigde hen aan hun zonden aan Jezus te belijden en Hem in hun hart aan te nemen als Gods geschenk.
De vier weken gingen snel voorbij en allen stemden in om door te gaan. En die studie ging door voor zo’n acht jaar en dikwijls waren er 40-50 mensen aanwezig. Na drie maanden zat deze kamer zo vol dat we genoodzaakt waren een tweede studie te beginnen in een andere plaats en woonkamer, maar dat is voor de volgende keer……….! (Ga naar Overpeinzingen).